dinsdag 21 oktober 2014

Een groot wonder

U was het die mijn nieren vormde,
die mij weefde in de buik van mijn moeder.
Ik loof U voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan,
wonderbaarlijk is wat U gemaakt hebt.
Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel.


Psalm 139:4-5

Het is nu zo'n drie maanden geleden dat Jonatan en Manuel werden geboren. Twee kleinzoons! Wat een rijkdom, wat een zegen. De woorden van Psalm 139 kwamen direct bij me boven. Twee mensenkinderen zorgvuldig geweven in de moederschoot. De nieren gevormd: liefdevol geboetseerd. Als je die teentjes en die vingertjes ziet: allemaal verschillend, maar op de een of andere manier toch een eenheid vormend.

Wat kun je anders doen dan mee gaan zingen met de psalmist: Ik loof U voor het ontzagwekkende wonder van hun bestaan.

Boetseren en weven: twee kunstuitingen, twee omschrijvingen van wat God doet en vooral ook van hoe Hij het doet: zorgzaam en teder staat God aan het levensbegin van Manuel en Jonatan ... en staat Hij aan het begin van ieder mensenkind ...

Maar als Hij zo betrokken is op de schepping van ieder mens, dan geldt dat natuurlijk ook voor het vervolg. Ieder mens is kostbaar in Gods ogen en met grote interesse volgt Hij het wel en wee van ons mensen.

Ja, tot in het diepst van mijn ziel weet ik het: God houdt van ieder mens. Ook van jou en van mij.

In dit vertrouwen op een God die zijn schepping liefheeft, gaan we steeds een nieuwe dag in, ons leven vervolgend. Gods zegen gewenst.